Als een schiereiland tussen een oude Scheldearm en de rechtgetrokken Schelde, net buiten het centrum van Gent, grenst dit park aan de Keizerpoort, de Franse Vaart en de Scheldeoever. Belangrijk is de functie van het park, als groen ‘eiland’ in zijn stedelijke context, die is behouden en versterkt. De bestaande bomenrijen, de platanen, vormen met hun licht- en schaduwspel de hoofdstructuur van het park. De bomenrijen geven een dwarse ruimtelijke binding tussen de oude en nieuwe Schelde. Met behulp van lichtlijnen op de eveneens dwars ingeplante grasbermen is deze lijnvorming versterkt en zijn deze dwarse lijnen in het duister waarneembaar.
Deze graskussens zijn als bermen of ‘golfbrekers’ ingeplant. Zij vertrekken deels vanuit het water en brengen niet alleen perspectief en ritme in het zichtveld, maar zijn vooral zwakhellende zit- of liggrasvlakken die het park indelen. Dergelijke terrasvormige taluds zijn eveneens op twee plaatsen in het park als lig- en speelweiden naar het water toe doorgetrokken. Het ruimtelijk beeld van gras- en watervlak dat in het lagergelegen terrein voelbaar is, wordt door de passerelle voor vissers en boten afgelijnd.
Door de verschillende ingrepen zoals de grondsculpturen, de houten steiger, het verdiepte plein met trappen aan het water en het podium/ponton langsheen het water, krijgt het park als groen ‘eiland’ een ruimere gebruiksmogelijkheid. Het omgevende water is nog meer voelbaar omdat de zuid-oostoever langsheen Franse Vaart is uitgewerkt als bloemenweide waar enkel de parkbomen zoals onder meer paardenkastanje, linde en eik behouden blijven.